De spreker is in staat zeer korte, geïsoleerde en gememoriseerde taalfragmenten te produceren, maar maakt daarbij frequent gebruik van pauzes en stopwoorden om uitdrukkingen te zoeken en minder gebruikelijke woorden uit te spreken.
Kann sehr kurze, vereinzelte, auswendig gelernte Äußerungen mit häufigen Pausen produzieren.