Overigens blijkt uit de bewoordingen van de prejudiciële vraag dat het Hof enkel over de grondwettigheid van het voormelde artikel 11, § 3, wordt ondervraagd in zoverre het van toepassing is op de prestaties inzake pensioen bedoeld in de litterae a en d van artikel 3, eerste lid, van de wet van 16 juni 1960, namelijk de ouderdomsrenten en weduwenrenten en de op de genoemde renten toegepaste verhogingen.
Übrigens wird aus dem Wortlaut der präjudiziellen Frage ersichtlich, dass der Hof nur über die Verfassungsmässigkeit des o.a. Artikels 11 § 3 befragt wird, insoweit er auf die Leistungen bezüglich der Pensionen im Sinne der Buchstaben a und d von Artikel 3 Absatz 1 des Gesetzes vom 16. Juni 1960 anwendbar ist, nämlich die Altersrenten und Witwenrenten und die auf die genannten Renten angewandten Erhöhungen.