Voor de berekening van het in artikel 46, lid 2, onder 3, van de verordening genoemde theoretische bedrag, in de pensioenregelingen voor de vrije beroepen, neemt het bevoegde orgaan voor ieder verzekeringsjaar dat vervuld werd volgens de wettelijke regeling van een andere lidstaat, als grondslag de gemiddelde jaarlijkse pensioenaanspraken die de betrokkene door premie- of bijdragebetaling heeft opgebouwd tijdens de periode dat hij bij het bevoegde orgaan was aangesloten.
Zur Berechnung des theoretischen Betrags gemäß Artikel 46 Absatz 2 Buchstabe a der Verordnung bei Leistungen der berufsständischen Versorgungseinrichtungen für kammerfähige Freie Berufe legt der zuständige Träger für jedes Versicherungsjahr, das nach den Rechtsvorschriften anderer Mitgliedstaaten zurückgelegt wurde, die während der Mitgliedschaftszeit beim zuständigen Träger durch Beitragszahlung erworbene durchschnittliche jährliche Rentenanwartschaft zugrunde.