4. wijst erop dat de inkomensongelijkheid sinds 2000 is toegenomen, waarbij de verhouding tussen de 20% rijksten en de 20% armsten is gestegen van 4,5 op 1 tot 4,8 op 1; herinnert eraan dat de gemiddelde reële salarisgroei in de EU na 2000 teruggevallen is tot 0,7%, tegenover een gemiddelde groei van 1,2% in de periode 1995-2000; benadrukt dat de werknemers sinds 2000 33% van hun productiviteitswinst hebben afgestaan aan de werkgevers;
4. weist darauf hin, dass die Einkommensunterschiede seit 2000 zugenommen haben, da der Abstand zwischen den 20% Reichsten und den 20% Ärmsten von 4,5:1 auf 4,8:1 gestiegen ist; weist darauf hin, dass der durchschnittliche Anstieg der Reallöhne in der EU seit 2000 auf 0,7% gesunken ist im Vergleich zum durchschnittlichen Anstieg um 1,2% während des Zeitraums 1995-2000; betont, dass die Arbeitnehmer seit 2000 33% ihrer Produktivitätsgewinne an die Arbeitgeber abtreten;