Teneinde onttrekking aan het onderscheid tussen korte-termijn- en lange-termijnmobiliteit te voorkomen, moet korte-termijnmobiliteit met betrekking tot een gegeven lidstaat worden beperkt tot een periode van ten hoogste 90 dagen binnen een periode van 180 dagen en het mag niet mogelijk zijn om tegelijkertijd zowel een kennisgeving voor korte-termijnmobiliteit als een aanvraag voor lange-termijnmobiliteit in te dienen.
Um einer Umgehung der Unterscheidung zwischen kurz- und langfristiger Mobilität vorzubeugen, sollte die kurzfristige Mobilität, bezogen auf einen bestimmten Mitgliedstaat, auf höchstens 90 Tage innerhalb eines Zeitraums von 180 Tagen beschränkt werden und es sollte nicht möglich sein, dass gleichzeitig mit der Mitteilung über eine kurzfristige Mobilität ein Antrag auf langfristige Mobilität gestellt wird.