Bij een arrest van 12 oktober 1989 had hetzelfde Hof daarentegen geoordeeld dat het hof van beroep, door te weigeren artikel 93, § 1, 3°, a), van het WIB 1964 toe te passen op een opzeggingsvergoeding die was uitbetaald aan een werkend vennoot van een personenvennootschap met beperkte aansprakelijkheid, die werd beschouwd als een zelfstandige zodat hij niet werkte in het raam van een arbeidsovereenkomst, zijn beslissing naar recht had gemotiveerd (Cass., 12 oktober 1989, Arr. Cass., 1989-1990, nr. 91).
In einem Entscheid vom 12. Oktober 1989 hatte derselbe Gerichtshof hingegen geurteilt, dass der Appellationshof, indem er die Anwendung von Artikel 93 § 1 Nr. 3 Buchstabe a) des EStGB 1964 auf eine Kündigungsentschädigung, die einem als selbständig Erwerbstätigen betrachteten aktiven Teilhaber einer Personengesellschaft mit beschränkter Haftung gezahlt wurde, so dass er nicht im Rahmen eines Arbeitsvertrags arbeitete, verweigerte, seine Entscheidung rechtmäßig begründet hatte (Kass., 12. Oktober 1989, Pas., 1990, I, Nr. 91).