Aan het Hof wordt een vraag gesteld over de bestaanbaarheid van artikel 871 van het Gerechtelijk Wetboek met artikel 22 van de Grondwet, met artikel 8 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens en met de wet van 8 december 1992 « tot
bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens », in de interpretatie volgens welke artikel 871 van het Gerechtelijk
Wetboek de rechter machtigt een partij te dwingen het
privéadres van een derde ...[+++] bij de procedure mee te delen, om haar tegenstander in staat te stellen die laatste als getuige te laten horen.
Der Gerichtshof wird zur Vereinbarkeit von Artikel 871 des Gerichtsgesetzbuches mit Artikel 22 der Verfassung, mit Artikel 8 der Europäischen Menschenrechtskonvention und mit dem Gesetz vom 8. Dezember 1992 « über den Schutz des Privatlebens hinsichtlich der Verarbeitung personenbezogener Daten » befragt, ausgelegt in dem Sinne, wonach Artikel 871 des Gerichtsgesetzbuches es dem Richter erlaube, eine Partei dazu zu verpflichten, die Privatadresse einer Drittperson, die keine Verfahrenspartei sei, mitzuteilen, damit ihre Gegenpartei sie als Zeuge anhören lassen könne.