Behalve voor het derde middel, voeren de verzoekende partijen aan dat er voor het betrokken verschil in behandeling « geen redelijke, objectieve en pertinente verantwoording bestaat die terug te vinden is in de parlementaire voorbereiding ».
Mit Ausnahme des dritten Klagegrunds machten die klagenden Parteien geltend, dass es für den betreffenden Behandlungsunterschied « in den Vorarbeiten keine vernünftige, objektive und sachdienliche Rechtfertigung gibt ».