De microfoon moet op 0,5 ± 0,01 m afstand van het referentiepunt van de uitlaatpijp zoals gedefinieerd in figuur 2, en onder een hoek van 45° (± 5°) ten opzichte van de stroomas van het uiteinde van de pijp worden geplaatst.
Das Mikrofon ist in einem Abstand von 0,5 m ± 0,01 m von dem in Abbildung 1 dargestellten Bezugspunkt des Auspuffrohres und in einem Winkel von 45° ± 5° zur Achse des Auspuffendrohrs aufzustellen.