Die richtlijn voorziet in een minimale frequentie van één inspectie ter plaatse per jaar en verplicht de lidstaten om ervoor te zorgen dat voor elke inrichting een inspectieprogramma wordt opgesteld, dat na elke inspectie een verslag wordt opgesteld en dat zo nodig wordt gecontroleerd of het management van de inrichting daaraan binnen een redelijke termijn het passende gevolg heeft gegeven.
Die Vor-Ort-Inspektionen müssen mindestens einmal im Jahr erfolgen, und die Mitgliedstaaten sind verpflichtet sicherzustellen, dass für alle Betriebe Inspektionsprogramme aufgestellt werden, dass Berichte über die Inspektionen verfasst werden und dass erforderlichenfalls die Folgemaßnahmen binnen angemessener Frist nach der Inspektion zusammen mit der Betriebsleitung überprüft werden.