2. « Schenden de artikelen 193, 196 en 197 Sw. en de artikelen 21, 22 en 23 V. T.Sv. het grondwettelijk legaliteitsbeginsel zoals verwoord in de artikelen 12 en 14 van de Grondwet inzoverre zij worden geïnterpreteerd in die zin dat de misdrijven van valsheid in geschriften en het gebruik van valse stukken als één misdrijf w
orden beschouwd dat blijft voortduren zolang het door de beginhandeling beoogde en gerealiseerde doel blijft bestaan o
fschoon geen nieuwe positieve handelingen worden gesteld door wie dan ook, en waarbij de verjarin
...[+++]g van de strafvordering voor beide misdrijven pas begint te lopen van zodra dit doel niet meer bestaat ?2. « Verstossen die Artikel 193, 196 und 197 des Strafgesetzbuches und die Artikel 21, 22 und 23 des einleitenden Titels des Strafprozessgesetzbuches gegen das verfassungsmässige Legalitätsprinzip, das in den Artikeln 12 und 14 der Verfassung verankert ist, insofern sie dahingehend ausgelegt werden, dass die Straftaten der Urkundenfälschung und der Verwendung fa
lscher Urkunden als eine einzige Straftat betrachtet werden, die fortdauert, solange das durch die anfängliche Handlung bezweckte und verwirklichte Ziel fortbesteht, wen
ngleich keine neuen positiven Handlunge ...[+++]n durch irgendjemand getätigt werden, wobei die Verjährungsfrist der Strafverfolgung für beide Straftaten erst anfängt, sobald dieses Ziel nicht mehr besteht?