De wetgever hoopte aldus een einde te maken aan een praktijk die erin bestond dat de overheid voorstelde om de tuchtprocedure die dreigde te eindigen met een afzetting, en dus met een verlies van het recht op het rustpensioen van de openbare sector, niet in te zetten, op voorwaarde dat het betrokken personeelslid vrijwillig zijn ontslag vroeg (Parl. St., Kamer, 1990-1991, nr. 1400/4, p. 45).
Der Gesetzgeber hoffte somit einer Praxis abzuhelfen, wonach die Behörde dem Bediensteten, wenn er freiwillig seine Kündigung beantragt, vorschlägt, nicht das Disziplinarverfahren einzuleiten, bei dem Gefahr besteht, dass es mit einer Entfernung aus dem Dienst und damit dem Verlust des Anspruchs auf die Pension des öffentlichen Sektors endet (Parl. Dok., Kammer, 1990-1991, Nr. 1400/4, S. 45).