De Ministerraad doet gelden dat de prejudiciële vraag onontvankelijk is bij gebrek aan voorwerp aangezien zij, hoewel zij artikel 30 van de voormelde wet van 31 januari 2009 beoogt, in werkelijkheid betrekking heeft op artikel 30bis van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders, dat voor de RSZ in een mechanisme van stortingen en inhoudingen voorziet dat het werkelijke onderwerp blijkt te zijn van de vraag die de verwijzende rechter stelt.
Der Ministerrat führt an, die Vorabentscheidungsfrage sei unzulässig, weil sie gegenstandslos sei, da sie, obwohl darin Artikel 30 des vorerwähnten Gesetzes vom 31. Januar 2009 erwähnt sei, sich in Wirklichkeit auf Artikel 30bis des Gesetzes vom 27. Juni 1969 zur Revision des Erlassgesetzes vom 28. Dezember 1944 über die soziale Sicherheit der Arbeitnehmer beziehe, der zugunsten des LASS einen Mechanismus von Zahlungen und Einbehaltungen vorsehe, wobei sich herausstelle, dass er den eigentlichen Gegenstand der Fragen des vorlegenden Richters darstelle.