De controles bedoeld in paragraaf 1, 2°, worden gevoerd op grond van een programmering bepaald door het Departement Leefmilieu en Water van het Operationele Directoraat-generaal Landbouw, Natuurlijke Hulpbronnen en Leefmilieu, minstens één keer om de vier jaar voor de individuele zuiveringsinstallaties en één keer om de twee jaar voor de individuele zuiveringsstations.
Die in § 1, 2° genannten Kontrollen werden gemäss einer von der Abteilung Umwelt und Wasser der operativen Generaldirektion Landwirtschaft, Naturschätze und Umwelt festgelegten Planung durchgeführt, mindestens einmal alle vier Jahre für die individuellen Kläranlagen und einmal alle zwei Jahre für die individuellen Klärstationen.