1. Wanneer een Lid-Staat constateert dat een apparaat, vergezeld van een van de in artikel 10 genoemde certificatiemiddelen, niet voldoet aan de in artikel 4 bedoelde beschermingseisen, worden alle dienstige maatregelen genomen om het apparaat uit de handel te nemen, het in de handel brengen te verbieden of het vrije verkeer ervan te beperken.
(1) Stellt ein Mitgliedstaat fest, daß ein mit einer der in Artikel 10 genannten Bescheinigungen versehenes Gerät den in Artikel 4 bezeichneten Schutzanforderungen nicht entspricht, so ergreift er alle zweckdienlichen Maßnahmen, um das Inverkehrbringen des betreffenden Geräts rückgängig zu machen oder zu verbieten oder seinen freien Verkehr einzuschränken.