Dienaangaande behoeft slechts te worden opgemerkt dat een dergelijk argument faalt, aangezien uit de punten 31 tot en met 38 van het onderhavige arrest blijkt dat het Gerecht artikel 7, lid 1, sub b, van verordening nr. 40/94 juist heeft toegepast en zonder blijk te geven van een onjuiste rechtsopvatting heeft vastgesteld dat de aangevraagde merken onderscheidend vermogen missen.
Diese Rüge greift schon deshalb nicht durch, weil das Gericht, wie sich aus den Randnummern 31 und 38 des vorliegenden Urteils ergibt, zutreffend Artikel 7 Absatz 1 Buchstabe b der Verordnung Nr. 40/94 angewandt und rechtsfehlerfrei festgestellt hat, dass die angemeldeten Marken keine Unterscheidungskraft haben.