« [Artikel 157] stelt uitdrukkelijk het schriftelijk karakter van de procedure als kenmerk, alsook - naar analogie met hetgeen geldt voor de Raad van State - van de eis dat partijen en hun raadslui hun opmerkingen ter terechtzitting mondeling mogen voordragen, zonder dat ze andere middelen mogen aanvoeren dan die welke ze in hun procedurestuk hebben uiteengezet [.].
« [Artikel 157] legt ausdrücklich die schriftliche Beschaffenheit des Verfahrens als Merkmal fest sowie - analog zu dem, was für den Staatsrat gilt - die Forderung, dass die Parteien und ihre Beistände in der Sitzung ihre Anmerkungen mündlich vortragen können, ohne dass sie andere Klagegründe vortragen dürfen als diejenigen, die sie in ihrem Verfahrensdokument dargelegt haben [.].