13. onderstreept dat een onderscheid moet worden gemaakt tussen de ontwikkelingsbehoeften van de minst ontwikkelde landen (MOL's) en die van de middeninkomensland (MIL's), met name de recente donorlanden; herinnert eraan dat 72% van de armsten in de wereld in MIL's wonen en dat derhalve de samenwerking en de dialoog moeten worden voortgezet om de aanhoudende armoede en ongelijkheid aan te pakken; wijst er andermaal op dat niet-ODA-samenwerking met de MIL's en de strategische partners niet mag worden gefinancierd uit de toch al kleine ontwikkelingsbegroting;
13. betont, wie wichtig es ist, zwischen dem Entwicklungsbedarf der am wenigsten entwickelten Länder und dem der Länder mit mittlerem Einkommen, insbesondere der künftigen Geberländer, zu unterscheiden; weist
erneut darauf hin, dass 72 % der Armen der Welt in Ländern mit mittlerem Einkommen leben und dass daher die Zusammenarbeit und der Dialog mit diesen Ländern aufgenommen werden sollten, um die weiterhin bestehende Armut und Ungleichheit zu bekämpfen; betont, dass die Zusammenarbeit mit Ländern mit mittlerem Einkommen und strategischen Partnern, die nicht in den Rahmen der öffentlichen Entwicklungshilfe fällt, nicht aus dem ohnehin
...[+++]schon knappen Entwicklungshilfebudget finanziert werden darf; 
