15. dringt aan op versterking van de juridische controle op de intergouvernementele samenwerking uit hoofde van de derde pijler, zoals bepaald in artikel 35 van het Verdrag inzake de Europese Unie, door het Europese Hof van Justitie een volledige jurisdictie te geven om prejudiciële uitspraken te doen over verwijzingen door de lidstaten en door de beperking af te schaffen op de mogelijkheid van het Europese Hof van Justitie tot hernieuwde behandeling van zaken betreffende de handhaving van wet en orde en de bescherming van de binnenlandse veiligheid, voor zover de fundamentele rechten ten minste hierbij in het geding zijn;
15. fordert die Verstärkung der in Artikel 35 des EU-Vertrags vorgesehenen gerichtlichen Kontrolle der zwischenstaatlichen Zusammenarbeit im Rahmen des Dritten Pfeilers, insbesondere dadurch, dass der Gerichtshof der Europäischen Gemeinschaften die volle Zuständigkeit für von den Mitgliedstaaten beantragte Vorabentscheidungen erhält und die Einschränkung seiner Zuständigkeit bezüglich der Überprüfung von Fällen, in denen es um die Aufrechterhaltung der öffentlichen Ordnung und den Schutz der inneren Sicherheit geht, aufgehoben wird, zumindest soweit die Grundrechte betroffen sind;