De prejudiciële vraag strekt ertoe van het Hof te vernemen of die bepaling bestaanbaar is met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet wanneer zij aldus wordt geïnterpreteerd dat het openbaar ministerie een onbeperkt recht van hoger beroep heeft tegen een beschikking van de raadkamer, zelfs wanneer het heeft verkregen wat het had gevorderd voor de raadkamer, en dit in het licht van het algemeen rechtsbeginsel volgens hetwelk een appellant een rechtstreeks en persoonlijk belang moet kunnen aantonen.
Die präjudizielle Frage bezweckt, vom Hof zu vernehmen, ob diese Bestimmung mit den Artikeln 10 und 11 der Verfassung vereinbar sei, dahingehend ausgelegt, dass die Staatsanwaltschaft ein unbeschränktes Recht auf Berufung gegen Beschlüsse der Ratskammer habe, unabhängig davon, ob die Ratskammer den Anträgen der Staatsanwaltschaft stattgegeben habe, und zwar im Lichte des allgemeinen Rechtsgrundsatzes, wonach der Berufungskläger ein direktes und persönliches Interesse nachweisen müsse.