1. Wanneer de dagelijkse persoonlijke blootstelling van een werknemer aan geluid redelijkerwijs niet tot minder dan 85 dB (A) kan worden beperkt, hebben de blootgestelde werknemers recht op een controle van hun gehoorfunctie, uitgevoerd door een arts of onder verantwoordelijkheid van een arts en, indien deze zulks noodzakelijk acht, door een specialist.
(1) Ist es in der Praxis nicht vertretbar, die tägliche persönliche Lärmexposition des Arbeitnehmers auf weniger als 85 dB (A) zu verringern, so hat der dem Lärm ausgesetzte Arbeitnehmer Anspruch auf Überwachung seiner Hörfähigkeit, die von einem Arzt oder unter der Verantwortung eines Artzes und, wenn dieser es für erforderlich hält, von einem Facharzt vorgenommen wird.