Tijdens de parlementaire voorbereiding
ondervraagd over de redenen van het verschil dat men van plan was in te voeren tussen de registratierechten op de inbreng van onroerende goederen die geheel of gedeeltelijk voor bewoni
ng worden aangewend (die onderworpen zijn aan een recht van 12,5 pct) en de registratierechten op de andere onroerende goederen (die aan een recht van 0,5 pct. onderworpen zijn), heeft de Minister van Financiën geantwoord dat « de voorgestelde wijziging ertoe strekt de inbreng in vennootschap van de eigen woning te
...[+++]ontmoedigen door de inbreng in natura en de aankoop achteraf van het goed met het bijeengebrachte kapitaal op voet van gelijkheid te plaatsen » (Parl. St., Kamer, 1993-1994, nr. 1290/1, pp. 36-37).Als während der Vorarbeiten der Finanzminister nach den Gründen des Unterschieds gefragt wurde, den man zwischen den Registrierungsgebühren auf die Einbringung unbeweglicher, ganz oder teilweise als Wohn
ung genutzter Güter (die einer Gebühr von 12,5 Prozent unterliegen) und den Registrierungsgebühren auf
die Einbringung der anderen unbeweglichen Güter (die einer Gebühr von 0,5 Prozent unterliegen) einführen wollte, antwortete er, dass « mit der vorgeschlagenen Abänderung erreicht werden soll, von der Einbringung der eigenen Wohnung in
...[+++] eine Gesellschaft abzusehen, indem die Einbringung in natura und der nachfolgende Kauf des Gutes mit dem erwirtschafteten Kapital gleichgestellt werden » (Parl. Dok., Kammer, 1993-1994, Nr. 1290/1, SS. 36-37).