Overwegende dat Verordening ( EEG ) nr . 1612/68 van de Raad ( 2 ) van 15 oktober 1968 en Richtlijn nr . 68/360/EEG van de Raad van 15 oktober 1968 ( 3 ) al
s sluitstuk van een reeks van maatregelen te zijner geleidelijke verwezenlijking , het vrij verkeer
van werknemers tot stand hebben gebracht ; dat het door werknemers verkregen recht op verblijf als complement heeft het door het Verdrag erkende recht van de
...[+++]ze werknemers om verblijf te houden op het grondgebied van een Lid-Staat na er een betrekking te hebben vervuld ; dat het derhalve nodig is de voorwaarden vast te stellen waaronder dat recht kan worden uitgeoefend ; Die Verordnung (EWG) Nr. 1612/68 des Rates vom 15. Oktober 1968 (2) und die Richtlinie 68/360/EWG des Rates vom 15. Oktober 1968 (3) ermöglic
hten im Anschluß an eine Reihe fortschreitender Maßnahmen die Herstellung der Freizuegigkeit der Arbeitnehmer. Aus dem von den tätigen Arbeitnehmern er
worbenen Aufenthaltsrecht ergibt sich zwangsläufig das vom Vertrag anerkannte Recht, nach Beendigung einer Beschäftigung im Hoheitsgebiet eine
s Mitgliedstaats zu verbleiben ...[+++].