1. Indien een lidstaat gebruik maakt van de in artikel 58, lid 1, en artikel 59, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1782/2003 geboden mogelijkheid, wordt in gevallen waarin het bedrijf van de landbouwer zich gedeeltelijk in de betrokken regio bevindt, het regionale maximum, onverminderd artikel 58, lid 3, van die verordening, berekend op basis van het referentiebedrag dat overeenstemt met de in de betrokken regio gelegen productie-enheden die in de referentieperiode recht hebben gegeven op rechtstreekse betalingen, of op basis van door de lidstaat vastgestelde objectieve criteria.
1. Nutzt ein Mitgliedstaat die Möglichkeit gemäß Artikel 58 Absatz 1 und Artikel 59 Absatz 1 der Verordnung (EG) Nr. 1782/2003, so wird die regionale Obergrenze bei Betriebsinhabern, deren Betriebe teilweise in der betreffenden Region gelegen sind, unbeschadet Artikel 58 Absatz 3 der genannten Verordnung auf Basis des Referenzbetrags entsprechend den Produktionseinheiten, die im Bezugszeitraum in der betreffenden Region einen Anspruch auf Direktzahlungen begründet haben, oder nach vom Mitgliedstaat festzulegenden objektiven Kriterien berechnet.