In het tweede middel voert de verzoekende partij aan dat artikel 124, vierde lid, van de programmawet van 27 december 2005, zoals aangevuld bij artikel 6, 3°, van de wet van 11 juli 2013, door te bepalen dat de heffing definitief door de Schatkist is verworven, met zich meebrengt dat personen die om regularisatie verzoeken niet beschikken over de mogelijkheid om een jurisdictioneel beroep in te dienen tegen de regularisatieheffing.
Im zweiten Klagegrund führt die klagende Partei an, dass Artikel 124 Absatz 4 des Programmgesetzes vom 27. Dezember 2005, ergänzt durch Artikel 6 Nr. 3 des Gesetzes vom 11. Juli 2013, indem er bestimme, dass die Abgabe der Staatskasse endgültig zufalle, zur Folge habe, dass Personen, die eine Regularisierung beantragten, nicht die Möglichkeit hätten, bei Gericht eine Beschwerde gegen die Regularisierungsabgabe einzureichen.