De in artikel 14, § 3, vierde lid, van het koninklijk besluit van 29 juni
1973 vervatte regel houdt, getransponeerd naar het statuut van de referendarissen, in dat bij de vaststelling van hun geldelijke anciënniteit rekening wordt gehouden met de diensten die zij hebben verricht in de privésector of als zelfstandige, voor zover de
verworven ervaring relevant is voor het uit te oefenen ambt, waarover de bevoegde minister dient te beslissen, en voor zover het gaat om een aanwerving in de eerste klasse van een vakrichting, in klasse A3 o
...[+++]f A4, die dateert van na de inwerkingtreding van de wet van 25 april 2007.
Die in Artikel 14 § 3 Absatz 4 des königlichen Erlasses vom 29. Juni 1973 enthaltene Regel beinhaltet, wenn man sie auf das Statut der Referendare überträgt, dass bei der Bestimmung ihres finanziellen Dienstalters die Dienste berücksichtigt werden, die sie im Privatsektor oder als Selbständiger geleistet haben, sofern die erworbene Erfahrung relevant ist für das auszuübende Amt, worüber der zuständige Minister entscheiden muss, und insofern es sich um eine Anwerbung in der ersten Klasse einer Fachrichtung, in der Klasse A3 oder A4 nach dem Inkrafttreten des Gesetzes vom 25. April 2007 handelt.
