De niet-gehuwde verzoekende partijen voeren aan dat zij in hun belangen worden geraakt aangezien zij, op grond van de bestreden wet, in samenhang gelezen met artikel 21 van de Grondwet, vooraleer zij een religieus huwelijk zouden kunnen aangaan, verplicht zouden zijn toe te treden tot een instelling die niet in overeenstemming is met hun religieuze overtuiging.
Die unverheirateten klagenden Parteien behaupten, ihre Interessen würden beeinträchtigt, da sie aufgrund des angefochtenen Gesetzes in Verbindung mit Artikel 21 der Verfassung, ehe sie eine kirchliche Ehe schliessen könnten, gezwungen wären, einer Institution beizutreten, die nicht ihrer religiösen berzeugung entspreche.