Met toepassing van de artikelen 80, § 4, zesde lid, en 88, § 4, zesde lid, van het decreet van 24 juli 1997,
zoals ingevoegd bij respectievelijk de artikelen 13 en 14 van het bestreden decreet en, vóór de wijziging ervan, bij respectievelijk de artikelen 1 en 2 van het decreet van 19 oktober 2007 tot wijziging van het decree
t van 8 maart 2007, stelt het inrichtingshoofd bij voorrang de beschikbare plaats in volgorde van de aanvragen om inschrijving voor aan « een leerling waarvan een broer of een zus of elke andere samenwonende minder
...[+++]jarige al naar de inrichting gaat » of aan « een leerling van wie ten minste één van de ouders of de persoon met het ouderlijk gezag het geheel of een deel van zijn ambt binnen de inrichting uitoefent ».In Anwendung der Artikel 80 § 4 Absatz 6 und 88 § 4 Absatz 6 des Dekrets vom 24. Juli 1997, so wie sie durch die Artikel 13 beziehungsweise 14 des angefochtenen Dekrets und vor ihrer Abänderung durch die Artikel 1 beziehungsweise 2 des Dekrets vom 19. Oktober 2007 zur Abänderung des Dekrets vom 8. März 200
7 eingefügt wurden, bietet der Schulleiter den verfügbaren Platz vorrangig in der Reihenfolge der Einschreibung einem « Schüler, von dem bereits ein Bruder oder eine Schwester oder jeder andere mit ihm zusammen wohnende Minderjährige die Schule besucht » oder einem « Schüler, von dem wenigstens ein Elternteil oder die mit der elterliche
...[+++]n Gewalt betraute Person ihre Funktion ganz oder teilweise innerhalb der Schule ausübt » an.