1. Met het boren van een boorput voor exploratie vanaf een niet-productie-installatie wordt pas begonnen nadat de betreffende autoriteiten van de lidstaten zich ervan vergewist hebben dat in een vroeg stadium effectieve inspraak over de mogelijke gevolgen van voorgenomen offshore olie- en gasexploratie op het milieu heeft plaatsgevonden op grond van andere wetgevingshandelingen van de Unie, met name Richtlijn 2001/42/EG of Richtlijn 2011/92/EU.
(1) Mit der Niederbringung einer Explorationsbohrung von einer Nichtförderanlage aus wird erst begonnen, wenn die einschlägigen Behörden des Mitgliedstaats zuvor sichergestellt haben, dass die Öffentlichkeit in Bezug auf etwaige Umweltauswirkungen geplanter Offshore-Erdöl- und -Erdgasaktivitäten in Einklang mit Unionsrechtsakten, insbesondere der Richtlinie 2001/42/EG oder der Richtlinie 2011/92/EU, frühzeitig und wirksam beteiligt wurde.