In 1999 heeft de Raad zijn goedkeuring gehecht aan vijf macro-financiële bijstandspakketten in de vorm van leningen ten gunste van Albanië (ten hoogste 20 miljoen euro), Bosnië-Herzegovina (ten hoogste 20 miljoen euro in de vorm van leningen en 40 miljoen euro in de vorm van giften), Bulgarije (ten hoogste 100 miljoen euro), de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië (ten hoogste 50 miljoen euro in de vorm van leningen en 30 miljoen euro in de vorm van giften) en Roemenië (ten hoogste 200 miljoen euro).
1999 hat der Rat fünf Finanzhilfen in Form von Darlehen beschlossen, und zwar für Albanien (bis zu 20 Mio. EUR), Bosnien-Herzegowina (bis zu 20 Mio. in Form von Darlehen und bis zu 40 Mio. in Form von Zuschüssen), Bulgarien (bis zu 100 Mio.), die ehemalige jugoslawische Republik Mazedonien (bis zu 50 Mio. in Form von Darlehen und 30 Mio. in Form von Zuschüssen) und Rumänien (bis zu 200 Mio. EUR).