In zoverre de verzoekende partij in haar memorie van antwoord aanvoert dat de in B.8.3 vermelde interpretatie van de bestreden bepaling een niet te verantwoorden verschil in behandeling in het leven roept tussen, enerzijds, de overheid die volle eigenaar is van een bedrijfsgebouw dat aan een derde in domeinconcessie werd gegeven en, anderzijds, de eigenaar die een recht van opstal, erfpacht of vruchtgebruik toestaat aan een derde, voert zij een nieuw middel aan dat om die reden niet ontvankelijk is.
Insofern die klagende Partei in ihrem Erwiderungsschriftsatz anführt, dass die in B.8.3 erwähnte Auslegung der angefochtenen Bestimmung einen nicht zu rechtfertigenden Behandlungsunterschied einführe zwischen einerseits der Behörde, die Volleigentümer eines Betriebsgebäudes sei, an dem einem Dritten eine Konzession für die Nutzung von öffentlichem Gut erteilt worden sei, und andererseits dem Eigentümer, der einem Dritten ein Erbbau-, Erbpacht- oder Nießbrauchrecht gewähre, führt sie einen neuen Klagegrund an, der aus diesem Grund unzulässig ist.