1. De lidstaten en de instanties die zij daartoe hebben aangewezen ("de aangewezen instanties"), zijn verantwoordelijk voor de uitvoering van de programma's en voor het uitvoeren van hun taken uit hoofde van deze verordening en de specifieke verordeningen op een passend niveau, overeenkomstig het institutionele, juridische en financiële kader van de lidstaat en met naleving van deze verordening en de specifieke verordeningen.
1. Die Mitgliedstaaten und die von ihnen zu diesem Zweck benannten Einrichtungen ("benannte Behörden") sind dafür zuständig, dass die Programme und die Aufgaben im Rahmen dieser Verordnung und der spezifischen Verordnungen auf geeigneter Ebene und im Einklang mit dem institutionellen, rechtlichen und finanziellen Rahmen des Mitgliedstaats sowie nach Maßgabe dieser Verordnung und der spezifischen Verordnungen ausgeführt werden.