Vertaling van "samenwerking met belgische privaatrechtelijke rechtspersonen " (Nederlands → Duits) :

De verzoekende partij voert nog een bijkomend onderscheid aan dat discriminerend zou zijn : enerzijds, zou artikel 10 de samenwerking met Belgische, doch niet met buitenlandse privaatrechtelijke rechtspersonen uitsluiten in samenwerkingsverbanden met rechtspersoonlijkheid; anderzijds, is krachtens artikel 6 de samenwerking met Belgische privaatrechtelijke rechtspersonen wel toegestaan in samenwerkingsverbanden zonder rechtspersoonlijkheid.
Die klagende Partei führt noch einen zusätzlichen Unterschied an, der diskriminierend sei: Einerseits schliesse Artikel 10 die Zusammenarbeit mit belgischen, jedoch nicht mit ausländischen privatrechtlichen juristischen Personen in Interessenvereinigungen mit Rechtspersönlichkeit aus; andererseits sei gemäss Artikel 6 die Zusammenarbeit mit belgischen privatrechtlichen juristischen Personen jedoch zugelassen in Interessenvereinigungen ohne Rechtspersönlichkeit.

Indien uit het bestreden tweede lid van artikel 4 - inzonderheid uit het gebruik van de term « rechtspersonen » -, in samenhang gelezen met het eerste lid van artikel 10, zou mogen worden afgeleid dat niet alleen publiekrechtelijke buitenlandse rechtspersonen, maar ook privaatrechtelijke buitenlandse rechtspersonen, indien zij daartoe door hun eigen recht zijn gemachtigd, zouden kunnen deelnemen aan de samenwerkingsverbanden met rechtspersoonlijkheid waarin het DIS voorziet, volgt daaruit dat een verschil in behandeling wordt ingevoerd ten aanzien van Belgische privaatrechtelijke rechtspersonen, nu deze laatsten krachtens het eerste lid van artikel 10 niet kunnen deelnemen aan samenwerkingsverbanden met rechtspersoonlijkheid.
Sollte aus dem angefochtenen Absatz 2 von Artikel 4 - insbesondere aus der Verwendung des Begriffes « juristischen Personen » - in Verbindung mit Absatz 1 von Artikel 10 abzuleiten sein, dass nicht nur öffentlich-rechtliche ausländische juristische Personen, sondern auch privatrechtliche ausländische juristische Personen, wenn sie durch ihr eigenes Recht hierzu ermächtigt seien, sich an den im DIZ angeführten Interessenvereinigungen mit Rechtspersönlichkeit beteiligen könnten, ist daraus zu schlussfolgern, dass ein Behandlungsunterschied in bezug auf belgische privatrechtliche juristische Personen eingeführt wird, da diese sich gemäss Absatz 1 von Artikel 10 nicht an Interessenvereinigungen mit Rechtspersönlichkeit beteiligen können.

Het decreet maakt overigens geen onderscheid tussen buitenlandse en Belgische privaatrechtelijke rechtspersonen wat betreft hun deelname in samenwerkingsverbanden zonder rechtspersoonlijkheid : zowel buitenlandse als Belgische privaatrechtelijke en publiekrechtelijke rechtspersonen kunnen in beginsel deelnemen aan samenwerkingsverbanden zonder rechtspersoonlijkheid.
Das Dekret unterscheidet im übrigen nicht zwischen ausländischen und belgischen privatrechtlichen juristischen Personen hinsichtlich ihrer Beteiligung an Interessenvereinigungen ohne Rechtspersönlichkeit; sowohl ausländische als auch belgische privatrechtliche und öffentlich-rechtliche juristische Personen können sich grundsätzlich an Interessenvereinigungen ohne Rechtspersönlichkeit beteiligen.

Aldus zouden volgens de verzoekende partij buitenlandse privaatrechtelijke rechtspersonen aan samenwerkingsverbanden met rechtspersoonlijkheid kunnen deelnemen, terwijl Belgische privaatrechtelijke rechtspersonen zulks niet kunnen.
Somit könnten sich nach Darlegung der klagenden Partei ausländische privatrechtliche juristische Personen an Interessenvereinigungen mit Rechtspersönlichkeit beteiligen, während belgische privatrechtliche juristische Personen dies nicht könnten.

Dat verschil in behandeling tussen buitenlandse en Belgische privaatrechtelijke rechtspersonen is niet redelijk verantwoord, nu het criterium van onderscheid, namelijk de nationaliteit van de betrokken privaatrechtelijke rechtspersoon, niet pertinent is ten aanzien van de door de decreetgever nagestreefde doelstelling die in B.4.6 in herinnering is gebracht.
Dieser Behandlungsunterschied zwischen ausländischen und belgischen privatrechtlichen juristischen Personen ist nicht vernünftig gerechtfertigt, da das Unterscheidungskriterium, nämlich die Staatsangehörigkeit der betreffenden privatrechtlichen juristischen Person, nicht sachdienlich ist in bezug auf die Zielsetzung des Dekretgebers, an die in B.4.6 erinnert wurde.