5. De ambtenaren die door de Commissie gemachtigd zijn om deze inspecties overeenkomstig lid 4 uit te voeren, oefenen hun bevoegdheden uit na overlegging van een van de Commissie uitgaande schriftelijke machtiging waarin onderwerp, doel en begindatum van de inspecties zijn vermeld.
(5) Die Bediensteten, die von der Kommission mit der Durchführung der Inspektionen nach Absatz 4 beauftragt werden, legen vor Beginn der Inspektion eine schriftliche Bestätigung der Kommission vor, in der Art und Zweck der Inspektion sowie das vorgesehene Datum des Inspektionsbeginns angegeben sind.