Die argumentatie komt in essentie erop neer dat de terugvordering verjaard is aangezien, sedert de inwerkingtreding van artikel 198, § 1, van het decreet van 31 juli 1990 betreffende het onderwijs-II, de verjaringstermijn voor de terugbetaling van ten onrechte uitbetaalde sommen nog slechts kan worden gestuit overeenkomstig artikel 2244 van het Burgerlijk Wetboek en niet langer met een t
er post aangetekend schrijven zoals voorheen mogelijk was op grond van artikel 7, § 2, van de wet van 6 februari 1970 betreffende de verjaring van schuldvorderingen ten laste of ten voordele van de Staat en de provinciën (artikel 106, § 2, van de gecoördi
...[+++]neerde wetten op de rijkscomptabiliteit).Diese Argumentation besagt im wesentlichen, dass die Rückforderung als verjährt zu betrachten sei, da seit dem Inkrafttreten von Artikel 198 § 1 des Dekrets vom 31. Juli 1990 über den Unterricht-II die Verjährungsfrist für die Rückzahlung von zu Unrecht ausgezahlten Summen nur mehr gemäss Artikel 2244 des Zivilgesetzbuches unterbrochen werden könne und nicht mehr mit einem bei der Pos
t aufgegebenen Einschreibebrief, wie es zuvor möglich gewesen sei aufgrund von Artikel 7 § 2 des Gesetzes vom 6. Februar 1970 über die Verjährung der Schuldforderungen zu Lasten oder zugunsten des Staates und der Provinzen (Artikel 106 § 2 der koordinierten
...[+++]Gesetze über die Staatsbuchführung).