20. De positie van de initiërende kredietinstelling die verband houdt met haar rechten ten aanzien van het belang van de initiator wordt niet beschouwd als een securitisatiepositie maar als een positie die evenredig is met de gesecuritiseerde vorderingen alsof deze niet gesecuritiseerd waren.
20. Die Forderung des originierenden Kreditinstituts verbunden mit seinen Rechten in Bezug auf den Anteil des Originators ist nicht als eine Verbriefungsposition zu betrachten, sondern als eine anteilige Forderung gegenüber den verbrieften Forderungen, so als ob diese nicht verbrieft worden wären.