Bij een willekeurig uit een in serie geproduceerde partij geselecteerd parkeerlicht moeten de resultaten ten aanzien van de minimumintensiteit van het uitgestraalde licht (gemeten met een standaardgloeilamp als bedoeld in punt 8(2)), in elke richting echter beperkt zijn tot 80 % van de in de punten 7.1 en 7.2 voorgeschreven minimumwaarden(3).
Bei einer Parkleuchte, die stichprobenweise aus der Serienfertigung entnommen wurde, brauchen die Lichtstärken (gemessen mit einer Prüfglühlampe nach Absatz 8(1) in jeder der angegebenen Richtungen jedoch nur 80% der nach 7.1 und 7.2(2) vorgeschriebenen Mindestwerte zu erreichen.