Om die redenen, het Hof zegt voor recht : Door te bepalen dat de rechtbank de erkenning slechts kan weigeren als ze « kennelijk strijdig is met de belangen van het kind », schendt artikel 329bis, § 2, derde lid, van het Burgerlijk Wetboek, in die zin geïnterpreteerd dat het de rechtbank slechts een marginale toetsing van het belang van het kind toestaat, artikel 22bis, vierde lid, van de Grondwet.
Aus diesen Gründen: Der Gerichtshof erkennt für Recht: Indem er bestimmt, dass das Gericht die Anerkennung nur verweigern kann, wenn sie « offensichtlich nicht im Interesse des Kindes ist », verstößt Artikel 329bis § 2 Absatz 3 des Zivilgesetzbuches, dahin ausgelegt, dass er dem Gericht nur eine marginale Prüfung des Interesses des Kindes erlaubt, gegen Artikel 22bis Absatz 4 der Verfassung.