25. herhaalt zijn standpunt dat het uitsluitend indien voldoende middelen beschikbaar zijn voor specifieke stedelijke acties doeltreffend zal zijn om geïntegreerde stadsontwikkelingsplannen op te stellen, en beveelt derhalve aan dat beschikbare middelen gericht ingezet worden voor specifieke acties; is van oordeel dat een minimumniveau van steunintensiteit per programmeringsperiode voor achterstandswijken in stedelijke gebieden moet worden vastgesteld;
25. wiederholt seine Überzeugung, dass die Aufstellung integrierter Stadtentwicklungspläne nur zweckdienlich ist, wenn genügend Mittel für spezifische städtische Maßnahmen zur Verfügung stehen, und empfiehlt daher, die verfügbaren Ressourcen auf spezifische Maßnahmen zu konzentrieren; schlägt die Festsetzung einer Mindesthöhe der Beihilfeintensität für benachteiligte, an städtische Gebiete angrenzende Gegenden während eines Programmplanungszeitraums vor;