(3) Overwegende dat bij de toewijzing van de beschikbare financiële middelen van de Gemeenschap, overeenkomstig artikel 7, lid 3, van de genoemde verordening rekening moet worden gehouden met de landbouwbevolking, de oppervlakte landbouwgrond, het bruto binnenlands product in koopkracht en de specifieke territoriale situatie;
(3) Bei der Zuteilung der verfügbaren Gemeinschaftsmittel werden gemäß Artikel 7 Absatz 3 der genannten Verordnung als Kriterien die landwirtschaftliche Bevölkerung, die landwirtschaftlich genutzte Fläche, das Bruttoinlandsprodukt in Kaufkraftparitäten und die spezifische Situation einzelner Gebiete zugrunde gelegt.