1. Een spoorwegonderneming moet, vóór het begin van haar activiteiten, ten aanzien van de vergunningverlenende autoriteiten van de betrokken Lid-Staat kunnen aantonen dat zij te allen tijde kan voldoen aan bepaalde, in de artikelen 6 tot en met 9 genoemde, eisen inzake goede naam, financiële draagkracht en beroepsbekwaamheid, alsmede dekking van haar wettelijke aansprakelijkheid.
(1) Ein Eisenbahnunternehmen muß den Genehmigungsbehörden des betreffenden Mitgliedstaats vor Aufnahme seiner Tätigkeiten nachweisen können, daß es jederzeit bestimmten Anforderungen an die Zuverlässigkeit, die finanzielle Leistungsfähigkeit und die fachliche Eignung sowie die Deckung der Haftpflicht im Sinne der Artikel 6 bis 9 genügen kann.