1.2.1. Elk voertuig moet zijn uitgerust met een sproeisysteem voor de voorruit dat kan werken wanneer de hoofdbesturingsschakelaar van het voertuig is ingeschakeld en dat bestand is tegen de belastingen en spanningen die optreden wanneer de sproeiers zijn afgesloten en het systeem volgens de procedure van de punten 2.2.1.1 tot en met 2.2.1.1.2 in werking wordt gesteld.
1.2.1. Jedes Fahrzeug muss mit einer Windschutzscheiben-Waschanlage ausgestattet sein, die funktioniert, wenn der Hauptkontrollschalter des Fahrzeugs eingeschaltet wurde und das den Belastungen und Drücken standhält, die entstehen, wenn gemäß dem in den Absätzen 2.2.1.1 bis 2.2.1.1.2 dieses Anhangs beschriebenen Verfahren die Spritzdüsen verstopft sind und die Anlage betätigt wird.