Ten slotte, in de veronderstelling dat de bedragen van de retributies die werden betaald op grond van de door de Raad van State vernietigde bepalingen van het koninklijk besluit van 24 augustus 2001, voor de verzoekende partijen schuldvorderingen zouden zijn die equivalent zijn met het begrip « eigendom » in de zin van artikel 1 van het Eerste Aanvullend Protocol bij het Europees Verdrag voor de rechten van de mens, zou de inmenging van de wetgever in die vorderingsrechten gerechtvaardigd zijn door dwingende redenen van algemeen belang.
Schliesslich wäre, selbst wenn die Gebührenbeträge, die auf der Grundlage der durch den Staatsrat für nichtig erklärten Bestimmungen des königlichen Erlasses vom 24. August 2001 für die klagenden Parteien Forderungen darstellen würden, die mit « Eigentum » im Sinne von Artikel 1 des ersten Zusatzprotokolls zur Europäischen Menschenrechtskonvention gleichzusetzen wären, die Einmischung des Gesetzgebers in diese Forderungsrechte durch zwingende Gründe allgemeinen Interesses gerechtfertigt.