16. wijst een buitenlands beleid gericht op het scheppen van invloedssferen van de hand; onderstreept dat de soevereiniteit en territoriale integriteit van alle staten volledig moeten worden geëerbiedigd, waaronder het recht van elke staat om te trachten zijn betrekkingen met andere staten te ontwikkelen, uitgaande van zijn eigen belangenafbakening, zonder inmenging van buitenaf;
16. lehnt eine Außenpolitik, die die Schaffung von Einflusssphären zum Ziel hat, ab; betont, dass die Souveränität und territoriale Unversehrtheit aller Staaten voll und ganz respektiert werden müssen und jedem Staat das Recht zugestanden werden muss, seine Beziehungen zu anderen anhand seiner eigenen Definition seiner Interessen ohne Einmischung von außen wahrzunehmen;