Het voormelde artikel 5 wordt in die zin bekritiseerd dat het de gebruikers van telecommunicatie- of elektronische communicatiediensten die onderworpen zijn aan het beroepsgeheim, waaronder met name de advocaten, en de andere gebruikers van die diensten identiek behandelt zonder rekening te houden met het bijzondere statuut van de advocaat, het fundamentele karakter van het beroepsgeheim waaraan hij onderworpen is en de noodzakelijke vertrouwensrelatie tussen hem en zijn cliënten.
Sie bemängelt, dass durch den vorerwähnten Artikel 5 die Nutzer von Telekommunikations- oder elektronischen Kommunikationsdiensten, die dem Berufsgeheimnis unterlägen, darunter insbesondere die Rechtsanwälte, auf identische Weise behandelt würden wie die anderen Nutzer dieser Dienste, ohne den besonderen Status der Rechtsanwälte, die grundlegende Beschaffenheit des Berufsgeheimnisses, dem sie unterlägen, und ihr notwendiges Vertrauensverhältnis zu ihren Mandanten zu berücksichtigen.