Volgens artikel 256, lid 3, VWEU is het Gerecht weliswaar bevoegd kennis te nemen van prejudiciële vragen die worden voorgelegd uit hoofde van artikel 267 VWEU en die specifieke in het Statuut bepaalde terreinen betreffen, maar aangezien het Statuut op dit punt niet is aangepast, blijft het Hof van Justitie (hierna: „Hof”) thans bij uitsluiting bevoegd om op verzoeken om een prejudiciële beslissing uitspraak te doen.
Nach Art. 256 Abs. 3 AEUV ist zwar in besonderen in der Satzung festgelegten Sachgebieten das Gericht für Vorabentscheidungen gemäß Art. 267 AEUV zuständig.