In de zaak nr. 1995 antwoorden zij dat artikel 1, tweede lid, van de voormelde wet van 24 oktober 1902, uitgelegd door de wet van 14 augustus 1978, de Koning ertoe heeft gemachtigd de lijst vast te stellen van de kansspelen waarvan de exploitatie toegelaten blijft niettegenstaande het in het eerste lid vermelde principiële verbod.
In der Rechtssache Nr. 1995 erwidern sie, dass Artikel 1 Absatz 2 des obengenannten Gesetzes vom 24. Oktober 1902 in der Auslegung durch das Gesetz vom 14. August 1978 den König ermächtigt habe, die Liste der Glücksspielgeräte festzulegen, deren Betrieb trotz des in Absatz 1 vorgesehenen grundsätzlichen Verbotes weiterhin zugelassen sei.