Het vrije verkeer van diensten behoort sinds 1958 tot een van de vier vrijheden die de oprichters van de Europese Unie in het Verdrag hebben verankerd. In tegenstelling tot het vrije verkeer van goederen, kapitaal en personen is het vrije verkeer van diensten altijd een soort stiefkind gebleven, omdat de lidstaten tot nu toe op dit gebied de minste bereidheid hebben getoond om het Verdrag volledig om te zetten. Zij hebben het aan het Hof van Justitie overgelaten om regelgeving te ontwikkelen aan de hand van jurisprudentie over afzonderlijke zaken.
Die Dienstleistungsfreiheit gehört seit 1958 zu den vier Freiheiten, die die Gründerväter der Europäischen Union im Vertrag verankert haben. Dennoch ist sie – anders als der Warenverkehr, der Kapitalverkehr und die Freizügigkeit – das Stiefkind geblieben. Sie ist das Stiefkind, weil die Mitgliedstaaten bislang in diesem Bereich am wenigsten bereit waren, den Vertrag voll umzusetzen, und es dem Gerichtshof überlassen haben, aufgrund von Einzelfallentscheidungen Regeln zu treffen.