38. wijst erop dat mobiliteit vergemakkelijkt dient te worden door de ontwikkeling van trajecten voor opwaartse mobiliteit, zodat het werknemers makkelijk wordt gemaakt door te stromen naar hooggekwalificeerde banen met meer zekerheid en stabiliteit, en door de bevordering van de erkenning van vaardigheden en kwalificaties die verworven zijn in periodes van formeel georganiseerde opleiding en van niet-formeel en informeel geleerde vaardigheden;
38. betont die Notwendigkeit, Mobilität zu erleichtern, indem Aufstiegschancen geschaffen werden, um Arbeitnehmerinnen und Arbeitnehmern den Wechsel in besser abgesicherte, stabilere und hochqualifizierte Beschäftigung zu erleichtern und die Anerkennung von Fähigkeiten und Qualifikationen zu fördern, die im Rahmen formalen bzw. nicht formalen und informellen Lernens erworben wurden;