De omstandigheid dat de gedetineerde, ter griffie van de gevangenis, het bedrag dat hem in staat zou stellen een exploot van verzet door een deurwaarder te doen aanzeggen, niet te zijner beschikking heeft, wordt, als het ware, als een vermoeden van behoeftigheid beschouwd.
Der Umstand, dass der Inhaftierte bei der Kanzlei des Gefängnisses nicht über die Summe verfügt, die es ihm ermöglicht, eine Gerichtsvollzieherurkunde für den Einspruch zustellen zu lassen, wird gewissermaßen als Vermutung der Bedürftigkeit betrachtet.